Farmacotherapie

 

Psychiatrische medicatie, of psychofarmaca, zijn van beperkte waarde. Nog nooit heeft een psychofarmacon een patiënt van zijn ziekte genezen, omdat deze middelen de oorzaak van de aandoening – die we meestal niet weten – niet aanpakken, zoals b.v. antibiotica dat wel doen. Ik noem psychofarmaca “steun- en stutmiddelen”; soms kan je niet goed zonder. Zo kan het bij de ernstig depressieve patiënt die, door zijn depressie, niet de fut en het concentratievermogen heeft om psychotherapie met succes te kunnen volgen, wenselijk zijn om met een antidepressivum te bereiken dat hij of zij dat wel kan – want daaruit moet het herstel uiteindelijk komen.

Wanneer er een nieuw psychofarmacon uitkomt, dan wordt dat in het algemeen met veel enthousiasme door psychiaters onthaald, en pas daarna blijkt het middel veel minder effectief dan men had aangenomen. De laatste generatie antidepressiva – SSRI’s, of selectieve serotonine heropname remmers, zoals paroxetine en fluoxetine – zijn daarvan een goed voorbeeld. Een en ander heeft te maken met wat heet publicatie-bias: de neiging van medisch-wetenschappelijke tijdschriften om aangeboden artikelen eerder te accepteren als die een positief resultaat rapporteren over het effect van een bepaald middel op een zekere aandoening dan als die artikelen negatief over die relatie rapporteren. Zo heette de moderne antidepressiva in eerste instantie DE oplossing te zijn voor depressieve stoornissen, terwijl we inmiddels weten dat die middelen weliswaar wat effectiever zijn dan placebo (een nepmiddel) maar niet zo vreselijk veel. Anderzijds moet gezegd worden dat bij de meeste studies b.v. suicidaliteit een uitsluitcriterium is voor deelname van patiënten aan de studie (geen enkele onderzoeker heeft graag een sterfgeval gedurende zijn onderzoek) terwijl we weten dat juist de meest depressieve patiënten vaak suicidaal zijn, i.e. de meest ernstig depressieve patiënten werden bij de meeste studies uitgesloten. We zijn het er als psychiaters dan ook inmiddels wel over eens dat SSRI’s zinnige middelen zijn om (tijdelijk) voor te schrijven bij fors depressieve patiënten.

Overigens moet worden opgemerkt dat de meeste farmaceutische firma’s meer geld uitgeven aan reclame dan aan Research & Development, i.e. aan het ontwikkelen van nieuwe farmaca. Onder het maken van reclame bestaat trouwens het sponsoren van psychiaters die (internationale) congressen bezoeken, kosten van het congres, de vliegreis, en het verblijf in een chique hotel incluis. Ik heb nooit daaraan meegedaan. Ik accepteer niet eens een pen of een notitieblokje van een artsenbezoeker van de farmaceut. Inmiddels vallen ze mij daarmee ook nauwelijks meer lastig.

Besluit men, ten slotte, in overleg met de patiënt, om een psychofarmacon voor te schrijven, dan moet men dat ook wel adequaat doen, d.w.z. in voldoende dosering: niet te veel maar ook niet te weinig. Het kan dan ook zinnig zijn om bloedspiegels van het medicament te bepalen, omdat de bereikte concentratie in het bloed bij een bepaalde dosering van de meeste psychofarmaca wel twintigvoud kan verschillen van mens tot mens.