Psychotherapie

 

Mensen met psychische klachten dienen te veranderen opdat hun symptomen verdwijnen. Ons vermogen te veranderen is enorm: onze hersenen zijn zeer plastisch. Wij volwassenen hebben allemaal gebeurtenissen meegemaakt in onze jeugd, met onze ouders, waarvoor wij niet gekozen hebben en die ons hebben gevormd. Soms brengt dat ons in ons huidige leven in zich steeds maar weer herhalende conflicten met anderen, of reageren wij daardoor steeds op een dysfunctionele manier op bepaalde gebeurtenissen – met als gevolg psychiatrische ziekten zoals depressie, angst, dwangmatigheid, etc. De kunst is dan ook om onszelf te veranderen, en dat is wat de psychotherapeut hoort te doen. Daarbij is het essentieel dat er “een klik” bestaat tussen de patiënt en de therapeut: de patiënt moet zich gehoord weten, en de overtuiging hebben dat de therapeut met hem of haar kan meevoelen. Heel veel onderzoek heeft aangetoond dat het effect van psychotherapie hoofdzakelijk afhangt van de kwaliteit van de relatie tussen patiënt en therapeut, en niet zozeer van de gehanteerde psychotherapeutische methode.

Om die reden bied ik altijd een vrijblijvend en kosteloos eerste gesprek aan. Daarna kan de patiënt beslissen of hij of zij met mij verder wil: ervaart hij of zij geen “klik”, dan kan men beter een andere behandelaar zoeken.

Er zijn talloze vormen van psychotherapie. Ik hang “eclectische psychotherapie” aan: een vorm van psychotherapie waarbij ik elementen ontleen aan diverse andere vormen van psychotherapie (zoals psychoanalytische psychotherapie, mentalisation based treatment, schematherapie, oplossingsgerichte therapie, de existentiele psychotherapie van Yalom, etc.) Het belangrijkste element in de therapie is de therapeut zelf. Die hoort m.i. niet alleen te “spiegelen” zoals dat in de klassieke psychoanalyse gebeurt, maar te letten op wat de patiënt bij hem oproept en dit met hem of haar te bespreken. Vanzelfsprekend is dat het probleem waar de patiënt in het dagelijks leven steeds weer tegenaan loopt, zich ook in de spreekkamer zal voordoen; het is dan aan de therapeut om te durven wat de meeste mensen in het leven van de betrokkene niet durven, namelijk te verwoorden wat hij of zij met de behandelaar doet. Dit uiteraard in een sfeer van vertrouwen: de patiënt moet zich vooral veilig en geaccepteerd voelen. Aldus stelt de therapeut de patiënt ook in de gelegenheid met hem te “oefenen” in andere wijzen van met elkaar omgaan.

Belangrijk is het volgens mij dat men niet te lang wacht met het zoeken naar, en het krijgen van, hulp bij psychische klachten. Psychiatrische aandoeningen worden m.i. vaak chronisch omdat ze te lang voortduren: eerst duurt het maanden voordat de patiënt zich bij de huisarts meldt, dan duurt het maanden voordat hij of zij wordt verwezen, dan duurt het maanden voordat er een eerste intakegesprek plaatsvindt, en vervolgens ziet men de therapeut laag-frequent, b.v. eenmaal per twee weken, zodat de patiënt al een jaar last heeft van de klachten voordat de interventie op gang is gekomen. Een aantal weken wachttijd tussen het begin van de klachten en het zoeken van hulp kan meestal geen kwaad, want soms weet de patiënt het probleem zelf op te lossen. Echter als men meent hulp nodig te hebben bij psychische klachten dan moet die hulp ook snel geboden kunnen worden, en in voldoende intensiteit – d.w.z. in eerste instantie tenminste eenmaal per week, en soms vaker.