Waar sta ik voor

 

De psychiater is arts, en moet altijd rekening houden met de wisselwerking tussen lichaam en geest. Soms verklaart een lichamelijke afwijking psychische klachten. Een psychiater mag psychofarmaca voorschrijven, en is goed op de hoogte van de werking daarvan, eventuele bijwerkingen, interacties met andere medicatie, etc. Overigens ben ik terughoudend in het voorschrijven van psychofarmaca.

Ik ben ervan overtuigd dat veel (ernstige) psychiatrische problematiek iatrogeen is, d.w.z. door de zorg wordt veroorzaakt, doordat begrijpelijke psychische problemen worden geëtiketteerd en gemedicaliseerd, en betrokkenen vaak maanden zo niet jaren worden behandeld, waarbij zij aangeleerd worden zich als hulpeloze wezens te gedragen. Daarbij worden zij doorgaans zoveel medicatie voorgeschreven dat zij nauwelijks nog in staat zijn de weg terug te vinden naar hun oude, gezonde leven. Het kan toch niet zo zijn dat tien procent van de bevolking depressief is, en dat in iedere schoolklas meerdere kinderen zitten met een autisme spectrumstoornis, ADHD, een gedragsstoornis e.d.? Overigens denk ik dat de wijze waarop wij onze westerse maatschappij hebben ingericht vaak ook een bijdrage levert aan geestelijke problemen.

Ik geloof dat wij ons allemaal bevinden op een continuüm tussen gewoon (of saai) en excentriek, en dat wij allemaal de weg kwijt kunnen raken door meer stress dan wij aankunnen. (Bij sommige mensen treedt dat uiteraard eerder op dan bij anderen. Zo maakt het uit of men drugs gebruikt, hoe intelligent men is, uit wat voor gezin met komt, etc.) De kunst is dan om als behandelaar kortdurend maar intensief “langszij te varen” en betrokkene weer zo snel mogelijk op eigen krachten verder te sturen. Soms kan het (tijdelijk) gebruiken van medicatie daarbij helpen.

Ik wil mensen met psychische klachten graag binnen een dag of tien zien, en vervolgens zie ik ze zo nodig twee keer in de week om de oplossing van het probleem te bespoedigen. Het is mijn gewoonte om NIET eerst het dossier van patiënten door te nemen voordat ik ze de eerste keer spreek, zodat ik niet wordt beïnvloed door wat andere hulpverleners over hem of haar hebben gedacht: ik wil niet direct door een gekleurde bril naar de betreffende persoon kijken. Als men er qua diagnostiek naast zit, dan heb ik liever onderdiagnostiek – het ten onrechte stellen van een `te lichte` diagnose die men, in de loop der tijd, `naar boven` toe bijstelt – dan overdiagnostiek, waarmee de patiënt vaak veel kwaad wordt berokkend.